U bent hier
"Onze fractie is geen stemmachine"
Met acht gedreven gemeenteraadsleden is de N-VA de tweede grootste politieke fractie in de gemeenteraad. Naast onze schepenen Brigitte, Aaron en Wim verdedigen ook de andere raadsleden de kleuren van de N-VA. Aan het hoofd van die achtkoppige fractie staat David Vandekerkhove. Hij is het jongste maar ook het meest actieve raadslid in de gemeenteraad.
Hoe maakt de N-VA het verschil in de gemeenteraad?
David Vandekerkhove: “De N-VA-fractie heeft een uitgesproken mening. In de lokale politiek is het een ongeschreven regel dat de raadsleden van de meerderheidspartijen zwijgen en stemmen. Dat aanvaard ik niet. De Ronsenaars hebben voor onze mensen gestemd omdat ze durven uitkomen voor hun mening. Daarom heb ik gebroken met die verouderde traditie. Onze fractie is geen stemmachine. Wij wikken en wegen elke beslissing, leggen verklaringen af, gaan in debat met de oppositie, stellen vragen aan schepenen, … Ik durf zeggen dat de N-VA die verandering in de gemeenteraad heeft doorgevoerd.”
Ronse heeft bijzonder veel ambitie, maar zijn het ook niet de contacten op het hogere niveau die ervoor gezorgd hebben dat de N-VA alles in een andere plooi kan leggen?
David Vandekerkhove: “Absoluut. Wij hebben van bij de start van de afdeling een breed netwerk opgebouwd. Dat zorgt ervoor dat we concrete dossiers op tafel leggen en dat we de jarenlange achteruitgang van Ronse hebben gekeerd. Denk maar aan de vernieuwde Hoge Mote of de heraanleg van de Veemarkt, die kwam er dankzij de steun van minister Ben Weyts. Ook het nieuwe zwembad zou er niet geweest zijn zonder de subsidies van minister Philip Muyters. En ook vandaag zijn er dossiers waar minister Matthias Diependaele steevast de Ronsese kaart trekt: de ontsluiting van Ronse met de N60 en de totaalrestauratie van onze trots, de Sint-Hermesbasiliek. Dat zijn allemaal dossiers waarin zonder de N-VA geen schot in de zaak was gekomen.”
Hoe zie jij de samenwerking met de andere partijen?
David Vandekerkhove: “Mijn verstandhouding met de andere fractievoorzitters en gemeenteraadsleden zit goed. Ik heb met verschillende van hen een goede band, ook buiten de politiek. Tijdens de gemeenteraad zijn er vaak geanimeerde debatten. Dat moet kunnen in een democratie. Maar ik vind het ook belangrijk om achteraf met elkaar op een collegiale manier om te gaan. Anders krijg je niets voor elkaar en daar worden de Ronsenaars echt niet beter van. Ik merk dat er raadsleden zijn die dat onderscheid minder maken en dus na een vergadering rancuneus blijven. Dat vind ik jammer. We moeten op de bal spelen en niet op de man.”